Toverspiegels voor de Blinden

Een betoverend sprookje, over hoe je je innerlijke schat kunt ontdekken.

Verhaald: Sigurd Olivier. Vertaald: Tine Korthof. Vermaald: Yo-Yo Olivier van der Kooi.

(Korte samenvatting: Koning Sigurd heeft een roeping: spiegels verkopen aan de blinden. Degenen die geen oog hebben voor het feit dat zij een koning of een koningin in zich dragen, hoeven alleen maar in zijn Toverspiegel te kijken om hun verborgen rijkdom te ontdekken.)

Ik draag dit verhaal op aan de vele prachtige straatartiesten die tegen de bureaucratische klippen op, vreugde brengen...

Let op en luister goed. We betreden nu de wereld van de magie. En als je in het onwaarschijnlijke kunt geloven, begrijp je ons verhaal des te beter. De Hartenkoningin in Wonderland zei nog tegen Alice dat ze al vóór het ontbijt in minstens zes onmogelijke dingen geloofde.

Lang geleden kreeg ik een houdsnijmes in handen. Ik wist niet wat ik er mee aan moest, want ik kon helemaal niet houtsnijden. Maar gedreven door een geheimzinnige kracht, pakte ik een stuk hout, zette mijn bril stevig op mijn neus om beter te kunnen zien en begon te snijden.

Terwijl de houtsnippers zich ophoopten in de plooien van mijn schort, zag ik tot mijn verbazing dat er een klein mannetje gestalte begon te krijgen. Mijn opwinding groeide... Ik sneed, en ik sneed, en ik sneed. Ik ging door als een bezetene. Eindelijk, na vele, vele maanden doemde er uit een magische draaikolk van mist een figuur op - ikzelf! Natuurlijk niet helemáál ikzelf, maar een kleinere versie. Het enige probleem was, dat er absoluut geen leven in zat. Ik wist niet wat ik ermee aan moest. Totdat me plotseling de uitdrukking te binnenschoot, "ergens leven in blazen".

Ik hijgde en pufte en blies uit alle macht. Wie schetst mijn verbazing toen de levenloze pop in beweging begon te komen. Eerst trok zijn ene been, toen het andere, toen een arm en zo verder. Totdat hij uiteindelijk helemaal tot leven was gekomen.

Toen ik je vertelde dat ik een evenbeeld van mijzelf had gemaakt wilde dat niet zeggen dat het kleine baasje geen geheel eigen karaktertje had. Ik geef graag toe dat mijn evenbeeld gezegend was met kwaliteiten die mij groen van jaloezie maakten.

Hij was parmantig. Netjes gekleed met een bordeaux-rode cape om als een musketier. Een hoge hoed stond zwierig op zijn hoofd. Je kon meteen aan zijn zelfbewuste houding zien dat hij dol was op de vrouwtjes. Maar er was nog iets bijzonders aan deze heer: bij had diepgang.

Om zijn lippen speelde een glimlach, niet zozeer cynisch als wel dubbelzinnig. Dit kwam doordat één mondhoek omhoog krulde, terwijl de andere naar beneden trok. Als zijn ogen - waarvan ik pas later ontdekte dat ze zich op een doel konden richten als laserstralen - zich ontspanden, zag hij er afwezig uit, alsof hij ergens in zichzelf op reis was.

“Hallo. Ik ben Koning Sigurd.”

“Wat!” riep ik verbouwereerd. Het kereltje had gesproken.

“Hoe gaat het met jou? Ik ben Koning Sigurd,” zei hij.

“Maar- Maar- ik ben Sigurd,” zei ik, want zo heet ik.

“Ja, ja, ik weet het. Jij bent Sigurd, en ik ben Koning Sigurd.”

Koning Sigurd!” Ik was totaal overrompeld. “Dan ben ik dus de vriend van een echte koning?”

“Waarom doe je niets aan je uiterlijk? Kleed jij je ook eens wat meer als een koning.”

“Maar, ik ben geen koning,” protesteerde ik.

“Wij zijn allemaal koningen. Daar kom je nog wel achter,” voorspelde hij veelbelovend.

Ik protesteerde verder niet, maar sloeg de prachtige rode cape om en zette de hoge hoed op die op mysterieuze wijze achter mij veschenen waren.

“Juist,” zei de kleine Koning Sigurd, en het klonk als een koninklijk besluit, “en wordt het nu niet eens tijd dat we leren samenwerken?”

“Maar Majesteit, ik ben helemaal bereid om met u te werken.”

“Dat is makkelijker gezegd dan gedaan. Oefenen, mijn jongen, oefenen. Ik ben een marionet en jij moet leren hoe je de touwtjes hanteert.”

Toen pas zag ik het: hij hing aan een, twee, drie... wel zowat 15 touwtjes. "Dat zou nog aardig in de war kunnen raken," zei ik.

Het was niet gemakkelijk. Ik moet werkeljk die arme oude koning bont en adellijk blauw gekneusd en gebeukt hebben. Ik neem hem zijn extreme woedeuitbarstingen dan ook niet kwalijk. In wanhoop riep hij: “Muziek! Wij hebben muziek nodig.”

“Muziek? Waar hebben we muziek voor nodig?” vroeg ik.

“Om op te dansen, slome, iets anders werkt niet.”

En inderdaad, Zijne Majesteit had gelijk; toen we muziek hadden kreeg alles meer vaart en de kleine Koning Sigurd verbaasde me toen hij uitbarstte in een lied:

Weet jij al dat ik van je hou
’t Lijkt soms niet zo maar ik hou van jou
Ik vind het soms zo moeilijk om te zeggen wat ik voel
Maar jij weet wel wat ik bedoel.

*****

Ik za1 nooit weten wat mij er in ’s hemelsnaam toe bracht de volgende figuur te maken. Ik heb slechts een vermoeden dat de natuur de dingen op de een of andere manier in evenwicht houdt. Dus bereid je maar voor op de ontmoeting met het tegendeel van de koning.

Wat er te voorschijn kwam na heel wat snijden was de meest miserabel uitziende persoon die je je maar voor kunt stellen. Hij had een houten poot, een verbrijzelde hand en een zielige hondenblik vol zelfmedelijden.

Alsof dat allemaal nog niet erg genoeg was, slaagden mijn handen en mijn mes er ook nog in hem in een schandblok te zetten. Terwijl ik overwoog of ik hem wel of niet leven in zou blazen, schrok ik op van een stem vlakbij mijn oor.

“Precies goed!”

Ik keek op en naast mij stond, bijzonder kalm, Koning Sigurd, gelijk een trotse vader.

“Ben je niet wijs? Het is een misbaksel!” protesteerde ik.

“Je overdrijft behoorlijk,” zei hij. “Dus, zullen we?” wijzend op ’s mans oor.

Bezwaard boog ik me voorover en begon te blazen. Het was geen gemakkelijke bevalling. Maar eindelijk, daar klonk de jammerschreeuw van ongeloof en ontzetting die iedere komst op deze planeet vergezelt.

“Aaaaeeeiiiiooooouuuuuuuuuwwwww!!!!!”

De koning straalde. “Welkom, welkom Victimus Ultimus.”

“Wat? W- Wat? Hoe noemde u hem?” stamelde ik.

“Victimus Ultimus.”

Waarop het ultieme slachtoffer ons trakteerde op kreten zoals: “Wee mij! Niemand houdt van mij. Het einde is nabij.”

Op een dag toen de koning vast in slaap lag in zijn ligstoel, vertelde ik Victimus dat zijn problemen niet reëel waren.

“Als je echt wilt kun je er gewoon vanaf, zomaar!” Ik knipte met mijn vingers. “Maar ik vermoed dat je het prettig vindt om er in te zwelgen.”

Ter illustratie zong ik het volgende 1iedje:

Zonder problemen ga je dood
Zij zijn jouw water en jouw brood
Je kunt niet leven zonder ze, zonder ze
Je maakt ze, moeilijk en lekker groot...

Ik zong het een paar keer om het goed door te laten dringen en je zult het niet geloven, zijn houten been ging meetikken op het ritme.

“Je krijgt er nog lol in,” merkte ik op.

Hij keek me ongemakkelijk aan. Samenzweerderig fluisterde ik: “Het is goed, jij sluwe oude vos. Ik za1 het niemand vertellen. Anders ben je de klos. Nu ben je onder dak, en je hebt je natje en je droogje-” Hij produceerde een enorme boer, a1s om mijn bewering kracht bij te zetten. “-En als je jankt krijg je sympathie en aandacht, en soms zelfs een snoepje. Maar onthoudt Victimus,” waarschuwde ik, “als je het slachtoffer blijft spelen, zul je er op den duur ook een worden. Je zult nog raar op je neus kijken als je iemand tegen komt die niet bereid is jouw spelletje mee te spelen. Wij zijn te aardig voor je.”

Hij haalde alleen maar zijn schouders op. Ik draaide hem mijn rug toe en zag Koning Sigurd in zijn ligstoel. Ik slenterde naar hem toe.

“Ik maak me zorgen om Victimus Ultimus,” zei ik. “Hij gaat zijn ongeluk tegemoet. Zal ik u eens wat vertellen. Hij is aan zijn problemen verslaafd.”

“Dat is niks bijzonders. Het vereist veel moed probleemloos te leven.”

Daar moest ik even over nadenken.

“Ik kan het voorgevoel niet van me afschudden dat er een ramp op komst is. Er gaat iets gebeuren, iets heel akeligs.”

*****

Later op de dag zaten we met zijn drieën naar het nieuws te kijken op het Rampenkanaal. Miss Quote was een opgetut dom blondje, dat zich voordeed alsof ze half haar leeftijd was.

“Ik ben Miss Quote, en breng u het nieuws op Kanaal 13. In het noorden is er oorlog, in het zuiden hongersnood. In het oosten zijn er rampen, in het westen heerst korruptie.

“En nu, dichter bij huis, de regering heeft strakkere maatregelen aangekondigd met betrekking tot het verlenen van vergunningen voor enige denkbare aktiviteit. De Minister van Vergunningen en Vergunningverstrekkingen heeft gezegd: ‘Bureaucratie boven alles, kan niet schelen wat het kost. Als iemand het lef heeft om ook maar adem te halen zonder vergunning, slaan we hem in de boeien.’ Inspekteurs zijn op dit moment al bezig overtreders op te pakken...”

Juist op dat moment hoorde ik lawaai buiten. Miss Quote was bezig het nieuws te beëindigen met het weerbericht: “Na ieder zonnestraaltje zal de regen zuur vallen...”

En wie kwam daar de hoek omzetten? Niemand minder dan Mr. Smother!

Victimus draaide zich om, om te zien wie daar was en slaakte een gesmoorde kreet: “Aaaaarrrggghhh!”

Dit individu zag er zo angstaanjagend uit, dat zogende moeders acuut droogvielen als ze hem zagen. Zwermen trekvogels verloren elk gevoel voor richting, botsten op elkaar en stortten levenloos ter aarde.

Laat ik proberen te beschrijven waar Victimus zo van ondersteboven was. Mr. Smother had een misvormd hoofd, als gevolg van een vroegtijdige geboorte met complicaties. Op dit hoofd groeide een muisgrijze kokosmat met een scheiding in het midden. Scheefstaande bloemkooloren droegen bij aan dit mislukte geheel, evenals de diepliggende ogen, een ervan bloeddoorlopen en half zo klein als het andere.

De neus, zo groot als de boeg van een oorlogsschip, was ontstoken en vlekkerig en zat vol met puisten en wratten. Zijn dunne lippen liepen uit in mondhoeken die hij zó saggerijnig naar beneden trok, dat ze onder zijn kin uitkwamen. Aan zijn onderlip hing een sigarettenpeuk muurvast gefixeerd door opgedroogd speeksel. Zijn nek zat - als hij tenminste niet op oorlogspad was - ingetrokken tussen zijn schouders als bij een schildpad.

Mr. Smother was gekleed in een grijs gestreept pak met een dubbele rij knopen. Hij droeg het als een uniform, met een verkeerd overhemd en een schreeuwerige das. Zijn laarzen waren gemaakt om over je heen te walsen.

Als een verlengstuk van zijn rechterhand, zwaaide hij met een enorm officieel stempel alsof het een ploertendoder was.

Ik begon een treurlied te zingen:

Wie komt niet vroeg of laat
In de tang van de bureaucraat
De miskleun van z’n pa en moe
De flapdrol van de staat.

En hier viel Smother zelf in terwijl hij met het stempel de maat sloeg.

Stempel, stempel hier
Stempel, méér papier
Stempel, formulier-
Stempel - wat ’n klier!

Toen Victimus zijn stem gedeeltelijk had teruggevonden, slaagde hij erin te piepen: “Wie- Wie ben jij?”

“Smother! Mr. Smother! En als er ook maar een sprankje vreugde is hier, dan weet je wat ik ermee doe, of niet soms?”

“Nee,” zei Victimus.

“Ik zal het smoren! En, van nu af aan, stel ik hier de vragen. Om te beginnen: heb jij alle noodzakelijke vergunningen?”

“Vergunningen waarvoor?”

“Nou, bijvoorbeeld, een vergunning om in dat apparaat te zitten.”

“Ik wist niet dat ik een vergunning nodig had om in dit schandblok te zitten.”

“Je hebt overal een vergunning voor nodig.”

“O hemeltje lief, ik- ik dacht dat ik hier vei1ig zat,” stamelde Victimus.

“Jij uitvreter! Jij parasiet! Nergens ben je veilig nu we jou en jouw soort te pakken hebben. Mijn baas, de Minister van Vergunningen en Vergunningverstrekkingen, een zekere Mr. Flaccid, heeft een duidelijke waarschuwing gegeven aan klaplopers en hij heeft mij aangesteld om definitief met jullie af te rekenen. Onthoudt, van nu af aan heb je overal een vergunning voor nodig, wat je ook doet. En alle benodigde formulieren moeten in vijfvoud ingevuld worden.”

Van Victimus was intussen niets meer over dan een jammerend wrak. Hoewel hij tot nu toe had kunnen genieten van zijn ellende, ging hem dit te ver.

Smother strekte zijn schildpaddennek uit en zijn hoofd schoot omhoog als een periscoop op zoek naar de vijand. “Nu, laten wij eens zien wat we hier nog meer hebben.” Zijn priemende ogen schoten van links naar rechts, totdat zijn blik met zekere voldoening viel op een rustende figuur in een ligstoel; duidelijk nog een uitvreter.

“En wat moet dat daar?” vroeg hij met een boosaardige stroperigheid. “Heeft mijnheer er problemen mee om in de rij te gaan staan en een paar formulieren in te vullen, soms? Nou, zeg wat, jij daar, mietje, met je mooie kleren. Ik heb het tegen jou, heerschap.”

Aan het gejammer van Victimus kon ik horen dat zijn wereld instortte. Als Smother op die manier tegen de koning te keer zou gaan, dan zou dit absoluut het einde betekenen. Of toch niet?

Koning Sigurd rekte lui zijn armen uit. Hij geeuwde, en kwam op zijn dooie gemak overeind. Wat er vervolgens gebeurde was hoogst merkwaardig. Hij begon pas op de plaats te maken, het soort dribbelen dat een hoogspringer doet, voordat hij zijn aanloop neemt, en toen, voor je het wist, rende hij recht op Smother af. Hij sprong hoog in de lucht, terwijl hij een soort oorlogskreet uitstootte: “Yiiiiiyakkatakkaboooom!” en landde in vol ornaat, vlak voor de tiran. Maar het waren de ogen van Zijne Majesteit waardoor Smother het van angst in zijn broek deed: zij gloeiden als hete kolen!

Totaal overrompeld door Koning Sigurd, deinsde Smother achteruit. “Eh, oh, tja, eh, ja. Lunchafspraak met de Minister. Moet er vandoor.” En met de staart tussen de benen droop hij af.

*****

Het leven had weer zijn normale loop genomen. Nou ja, bijna. Ik was weer aan het houtsnijden, Koning Sigurd zat te soezen in zijn ligstoel, Victimus hing zachtjes te kreunen.

“Ik ben geen blij slachtoffer meer,” jammerde hij. “Ik wou dat ik wist hoe ik tegen bullebakken zoals Mr. Smother op kon.”

Ik had medelijden met hem, en op een bepaalde manier gaf ik mezelf de schuld voor zijn dilemma. Door zijn ziekelijke gedrag te tolereren hadden we hem behoed voor de harde realiteit die hij vroeg of laat toch tegen zou komen.

“Maar ik weet ’t gewoon niet,” zei hij met een mager stemmetje. “Wat doe jij als je niet weet wat je moet doen?”

Het klonk a1s een serieuze vraag van Victimus, dus legde ik mijn houdsnijwerk neer. “Dan luister ik naar mijn innerlijke stem, mijn beschermengeltje,” zei ik.

“Heb ik ook een innerlijke stem?” vroeg hij.

“Zeker.”

“Ik heb hem nog nooit gehoord,” zei hij.

“Op een dag zul je hem horen.”

“Wat ben jij daar aan het snijden?” vroeg hij.

“Ik weet het nog niet precies. Ik laat mijn handen het werk doen. Zullen we het wat leven inblazen en kijken wat er gebeurt?”

Juist op dat moment kwam Koning Sigurd uit zijn ligstoel naar ons toe om te kijken. Ik hield het hout tegen Victimus’ lippen, en op mijn aanwijzingen blies hij in een oor. Koning Sigurd en ik moedigden hem aan. Het werd donkerder en plotseling waren Victimus’ handen leeg. We hoorden een fluitend geluid en vanuit een magische mist kwam een vliegend tapijt op ons af met daarop - een goede heks.

“Hemeltjelief!” riep Victimus.

“Laat me je iets heel belangrijks vertellen over heksen,” zei Koning Sigurd. “Heel lang geleden waren alle heksen goede heksen. Het waren wijze vrouwen. Dat is wat het woord “heks” betekent: wijze vrouw. Later kwamen er ook slechte heksen, maar je kunt ze gemakkelijk herkennen, want zij vliegen op bezemstelen, terwijl goede heksen rondvliegen op tovertapijten.”

Victimus zat daar met open mond, duidelijk onder de indruk van de verschijning van deze vriendelijk uitziende vrouw, met haar heldere blauw-grijze ogen. Zij was in ’t geheel geen verschrompelde toverkol met een haakneus. Eerder het tegendeel.

“Ben jij- Ben jij toevallig mijn beschermengel?”

De goede heks glimlachte naar hem. “Nee, maar als je het prettig vind kan ik haar plaats innemen totdat ze komt. Maar alleen maar tijdelijk, begrijp je?”

“Oh hiep hoi, hiep hoi! Want weet je, ik hoor nog steeds geen enkele innerlijke stem,” zei hij. “Hoe heet jij?”

“Ik ben de Wijze Yin-Yin.”

“Kan je me niet helpen die gemene bullebak van een Smother op z’n nummer te zetten?”

“De oplossing voor je probleem is nabij. Laat me je wat vertellen.” De Wijze Yin-Yin begon een liedje te zingen:

Er kwam een man
Naar de grote stad
Er kwam een man
Naar de grote stad

Wat kom jij doen
In de grote stad?
Wat kom jij doen
In de grote stad?

Bij de laatste regels wees ze naar Koning Sigurd, die antwoordde: “Spiegels maken voor de blinden.”

“Wat?” riepen wij allemaal.

“Spiegels maken voor de blinden.” Hier begon de koning het refrein te zingen.

En als ze in de spiegel kijken
Dan zijn de blinden blij
Want dan kunnen ze weer zien en ze ontdekken bovendien nog
Dat ze koning zijn daarbij...

Als je eenmaal door hebt wie je werkelijk bent
Dan ben je altijd vrij.

Op dit punt van het lied verscheen er uit het niets een Toverspiegel, een prachtige gouden spiegel met een kroon erop en bezaaid met juwelen. Hij danste op zijn klein schoenen en opende zijn armen, alsof hij ons wilde omhelzen.

Spiegels van goud en
Juwelen onthullen wie je bent
Ja zuivere spiegels
Onthullen wie je bent.

“Maar hoe kunnen blinden nou in de spiegel kijken als ze niet kunnen zien?” vroeg ik.

“Niet de blinde blinden,” verduidelijkte Koning Sigurd, “maar mensen die te blind zijn om te kunnen zien dat ze een innerlijke koning hebben. We zijn allemaal koningen of koninginnen, of in geval van de kleintjes, prinsesjes of prinsen. Het is gewoon een kwestie van herkennen.”

“En dan wat?” Victimus keek sceptisch.

“Dan wat? Zeker dan wat,” donderde Zijne Majesteit. “Dan, mijn beste Victimus, zul je immuun zijn voor de intimidaties van Mr. Smother.”

“Zal dat mij de moed geven die bullebak tegen zijn schenen te schoppen met mijn houten poot?” vroeg Victimus.

Koning Sigurd zuchte. “Als je dat wilt.”

“Oh hemeltje,” riep hij opgewonden uit.

“Maar ik heb het meer over een innerlijke revolutie dan over een uiterlijke rebellie.” Hij mompelde verder in zijn baard. “En nu, ouwe gabber... De metamorfose staat op het punt plaats te vinden-”

Hij stopte plotsklaps toen hij tranen zag in de ogen van onze vriend. “Wat is er? Wat is er loos?”

Inderdaad had in Victimus een grote verandering plaatsgevonden. “Oh boehoehoe. Boehoehoe.”

“Wat is er, Victimus? Wat is er?” vroeg ik. “Nu sta je op het punt de grootste verandering in je leven mee te maken, en dan barst je in tranen uit. Wat is er?”

“Dat is het hem nu juist,” snotterde hij. “Nu moet ik mijn dierbare dwangbuisje verlaten en de veiligheid van mijn vertrouwde wereld. Boehoe. Boehoehoe.”

Ik hief mijn handen geërgerd in de lucht, maar de goede heks, de Wijze Yin-Yin, toonde meer begrip. Zij sloeg haar armen om hem heen. “Och gossie, lieve ouwe Victimus. Ik weet wat je door moet maken.”

“Alleen een ietsje pietsje meer tijd om te genieten van mijn dierbare dwangbuisje. Oh, njam, njam, njam. Lief dierbaar dwangbuisje...”

Ik sloeg mijn ogen ten hemel. Sjonge, dit was een meester in zijn soort! En toch, als ik in zes onmogelijke dingen vóór het ontbijt kon geloven, waarom dan niet in zeven?

De koning trachtte hem iets duidelijk te maken. “Je hoeft je - ahem - ‘dierbare dwangbuisje’ zoals je het noemt, niet te verlaten. Ik heb je verteld dat de manier om je innerlijke koning te vinden is door van jezelf te houden precies zoals je bent...

*****

Op hetzelfde moment zat Mr. Smother zich onder de kille TL verlichting in zijn vale kantoor in een zielloos nietszeggend rijksgebouw kwaadaardig te verlustigen in zijn vooruitzichten.

“Ik zal ze radbraken, ik ga de duimschroeven aandraaien, ik kook ze in olie! Ze hebben geen flauw vermoeden dat ik elk woord van hun plannen heb afgeluisterd. Ha ha ha. En het waarschuwen van de Minister levert me zeker een promotie op.

“Ik zei tegen hem: ‘Mr. Flaccid, we moeten nu aktie ondernemen om deze opstand een halt toe te roepen, of we staan voor we het in de gaten hebben voor een Armageddon. Ze staan op het punt de geest van Victimus te bevrijden. Als we dit ongestraft laten gebeuren is het hek van de dam. Jan en alleman zullen in de rij gaan staan om een glimp van zichzelf op te vangen in dat toverspiegelding. Voor je het weet zal de grauwe massa zijn stem gevonden hebben...”

*****

Yin-Yin kwam met halsbrekende snelheid aangescheurd en nauwelijks tot stilstand gekomen, riep ze al: “Vlug! Vlug! Maak voort. Ze komen eraan. Het lijkt erop dat het een heel leger is met aan het hoofd een zeer kwade Smother.”

Alsof het allemaal nog niet erg genoog was, koos Victimus dat moment uit om in coma te raken. Ik vermoed dat de spanning te veel voor hem werd, en diep in mijn hart kon ik hem dat niet kwalijk nemen.

“Victimus is geflipt,” meldde ik zwakjes.

Koning Sigurd deed alsof hij mij niet had gehoord. Hij ging recht voor Victimus staan en galmde op de toon van een artsbisschop: “Victimus Ultimus. Luister goed. Jij bent de Zon achter de Zon, de Maan achter de Maan. Voor jou is nu de tijd gekomen om je innerlijke koning te herkennen.”

“Uwe Majesteit, hij hoort u niet eens,” siste ik.

Hij negeerde mij, richtte zichzelf tot zijn volle keizerlijke lengte op en zamelde al zijn energie bij elkaar; zijn ogen begonnen te gloeien als hete kolen, lichter en lichter, totdat zij de kwaliteit van laserstralen bereikten, die hij vervolgens op Victimus richtte. De arme stakker kromp ineen alsof hij door de bliksem getroffen werd. Hij was nu geheel aanwezig.

Koning Sigurd leidde nu de prachtige Toverspiegel, ingelegd met kostbare juwelen, tot vlak voor Victimus en zei: “Victimus Ultimus, kijk in de Toverspiegel.”

“Nee. Nee. Ik ben te b- b- bang om dat te doen.”

“Je kunt het, Victimus Ultimus,” zei Zijne Majesteit.

“Dit is voor dapperder mannen dan ik. Nee. Nee. Ik kan het niet.”

Yin-Yin was tot dicht achter hem gekomen, sloeg een arm om hem heen en hield zijn goede hand stevig vast. “Victimus, ik ben hier, ik steun je. Je bent sterk en je kunt het.”

“Ik ben echt bang, weet je.”

Maar ik kon horen dat de spanning in zijn stem een fraktie minder was geworden. Ik 1iep om, naar zijn andere kant en kneep zijn goede voet. Dit scheen hem nog wat zekerder te maken.

“Goed,” zei hij iets fermer, “ik ben zover. Ik waag de sprong.”

Met een beslist gebaar draaide hij zijn hoofd naar de Toverspiegel van Koning Sigurd en keek.

“Zeg mij na,” instrueerde Koning Sigurd. “Ik ben de Zon achter de Zon-”

“Ik ben de Zon achter de Zon.”

“Ik ben de Maan achter de Maan.”

“Ik ben de Maan achter de Maan.”

“E n--w a t--z i e n--j i j?”

“Ik zie- Ik zie-”

“Wat, Victimus?” vroeg ik ongeduldig. “Wat zien je?”

“Ik zien- Ik zien een Koninklijke Slachtoffer!”

En onze oude vriend hief zijn hoofd zo hoog hij kon in zijn schandblok. Daar, hij was op weg naar zijn bevrijding.

Op dat zelfde moment schoot Smother vanuit het duister naar voren. Zijn volgelingen kwamen vlak achter hem aan. In een wip was de Toverspiegel weggevlucht op zijn kleine voetjes en werd opgeslokt door de duisternis.

“Op heterdaad betrapt, zie je wel!” brulde Smother.

“Geen idee waar je het over hebt,” zei Zijne Majesteit.

“Geen idee, he? Je hebt de Ceremonie van de Toverspiegel uitgevoerd, toch?”

“Wat voor toverspiegel? Er is hier in de verste verte geen toverspiegel. Ziet iemand hier een toverspiegel?” vroeg hij in dodelijke onschuld.

Smother besloot een gemakkelijker prooi te pakken en stevende op Victimus af. Hij keek hem dreigend aan en bulderde: “Jij daar, worm! Beken. Je bent betrokken geweest bij een rituele plechtigheid zonder vergunning, voorgegaan door een geldrovende goeroe en een heks. Kan het erger? Je weet dat ik je daarvoor op kan sluiten, en de sleutel kan weggooien, of niet soms?”

Victimus begon te beven en ik was bang dat de Ceremonie van de Toverspiegel zijn uitwerking had gemist. Yin-Yin steunde hem en fluisterde in zijn oor: “Victimus, weet wie je bent. Je bent een koning. Je hebt de moed deze bullebak te weerstaan. Vooruit, Victimus, je kunt het.”

Victimus werd zich bewust van zijn kracht. Zijn vertrouwen groeide zichtbaar. Een verbijsterde blik verscheen op Smother’s gezicht. Hij geloofde niet wat hij zag. Victimus barstte uit, zoa1s een vulkaan door zijn droge korsten heen barst.

“Nu moet jij eens goed luisteren, jij ellendig misbaksel,” schreeuwde Victimus, “weet je wel tegen wie je het hebt? Ik ben-” En hij begon te zingen:

Ik ben de Zon achter de Zon
Ik ben de Zon...
Ik ben de Zon achter de Zon
Ik ben de Maan...
Ik ben de Maan achter de Maan
Ik ben de Maan...
Ik ben de Maan achter de Maan
Ik ben de Zon....


We deden allemaal mee, zingend: “Je bent de Zon achter de Zon..." Een kriebeling kroop langs mijn rug omhoog. Zelden had een overwinning zoeter gesmaakt. Toen hief Victimus zijn armen om ons stil te laten worden.

“Komt u een stapje dichterbij, Mr. Smother? Ik heb een klein cadeautje voor u.”

Smother kwam naar voren en stond recht voor Victimus. “En waar is dat cadeau waar je het over hebt?” informeerde hij.

“Hier!” zei Victimus; hij trok zijn houten poot hoog op en liet hem hard neerkomen op Smother’s tenen.

“Aauuuweeeeeeeeeee!” schreeuwde Smother.

“En waag het niet mij ooit nog te storen in mijn dierbare dwangbuisje, hoor je? Of ik zal mijn houten poot gebruiken als stamper en je tot poeier malen!”

“Hoera Victimus! Goed gedaan ouwe jongen. Je bent fantastisch,” juichten wij allemaal.

Terwijl Victimus zijn armen in triomf ophief, sloop Smother, krimpend van de pijn, volledig vernederd weg met zijn staart tussen zijn benen.

En dat is het einde van ons verhaal.

“Nee, nee, lieverd. Niet echt. Dit is nog maar het begin,” riep Yin-Yin. “Weet je, ieder einde is ook een begin.”

“Nu gaan we ons gereedmaken voor een lange reis,” zei Zijne Majesteit.

“Waarom?”

“Om zoveel mogelijk mensen de kans te geven door de Toverspiegel te worden getransformeerd.”

“Sjonge, dat zal spannend worden,” riep ik uit. “Hoor je dat, Victimus?”

“Ja.”

“Nou, wat vind je ervan? Ga je met ons mee?”

“Ja. Dat wil zeggen, zolang als ik m'n dierbare dwangbuisje maar mee mag nemen, en al m'n problemen, als ik dat wil.”

“Maar natuurlijk, natuurlijk,” verzekerde Koning Sigurd hem.

“Waar precies gaan we naar toe?” informeerde ik.

“Nergens naar toe,” antwoorde Yin-Yin.

“Nergens naar toe? Je praat in raadsels. Een reis nergens heen?”

“We zijn allemaal op reis naar nergens,” zei Zijne Majesteit met een plagerige uitdrukking, en hij begon te zingen:

Waar wij heengaan
Is waarschijnlijk naar nergens
Daarom doen we het
Kalmpjes aan.
Regels en riten
Die laten wij schieten
En wij genieten
Van ’t vrije bestaan....



Einde.